Koor: Uit het nest verjaagd, zwijgen de kleine vogels.
De bomen klagen met opgeheven twijgen,
En als ze zich fluisterend naar de Weichsel buigen en hun droevige psalm naar het Oosten doen waaien
in het biddende gebaar van de bebaarde Joden, dan beeft de wijde, bloedgedrenkte aarde en stenen huilen.
Bas: Wie zal r in dit jaar de ramshoorn blazen voor de verstomde bidders onder het grauwe gras.
Voor de honderdduizend die geen grafsteen noemt, en van wie God alleen de namen kent.
Immers: hij was een waarlijk strenge rechter om ze allen door te strepen in het boek des levens.
Heer, moge het gebed van de bomen u bereiken.
Wij ontsteken heden ons laat licht.
Koor: Dan leg ik mij in het stof neer.